Inefficiëntie in de vrije markt

Inefficiëntie wordt lang niet altijd afgestraft in de vrije markt, zo wijst recent grootschalig onderzoek van het Amerikaanse Census Bureau uit.

In 2010 ondernam het Amerikaanse Census Bureau een uitgebreide inventarisatie van de managementpraktijken van meer dan dertigduizend productiefaciliteiten, zogenaamde plants, in de maakindustrie. De resultaten (pdf) van dit onderzoek zijn onlangs gepubliceerd. De onderzoekers concludeerden onder meer het volgende:

First, more structured management practices are tightly linked to better performance: establishments adopting more structured practices for performance monitoring, target setting and incentives enjoy greater productivity and profitability, higher rates of innovation and faster employment growth. Second, there is a substantial dispersion of management practices across the establishments. We find that 18% of establishments have adopted at least 75% of these more structured management practices, while 27% of establishments adopted less than 50% of these.

De eerste conclusie is weinig verrassend: bedrijven met een goed georganiseerd, doelbewust opererend (personeels)management presteren beter dan bedrijven die hun werknemers en productieprocessen op minder gestructureerde wijze aansturen. Kortom: goed management heeft een duidelijke (zij het niet oneindige) toegevoegde waarde.

Het is echter de tweede bevinding die met recht opmerkelijk is te noemen. Minder dan een vijfde van de onderzochte plants past tenminste 75% toe van een verzameling bewezen managementpraktijken. Over het algemeen zijn juist deze faciliteiten dan ook het meest productief en winstgevend. Niettemin weet ruim een kwart van de onderzochte bedrijven al jaren- zo niet decennialang te overleven, ondanks het feit dat minder dan de helft van de bewezen, efficiëntiebevorderende managementpraktijken wordt toegepast.

Zodoende zou een andere conclusie van dit onderzoek kunnen zijn dat de vrije markt een flinke tolerantie kent voor inefficiëntie. Dit is op zijn zachtst gezegd opmerkelijk omdat dit direct ingaat tegen de klassieke economische orthodoxie. Inefficiëntie producenten zouden immers onvermijdelijk het loodje moeten leggen tegen hun efficiëntere – en dus goedkopere – concurrenten. De praktijk wijst echter uit dat dit lang niet altijd gebeurt.

Het is niet moeilijk om hiervoor mogelijke verklaringen te bedenken. Iedere bedrijfstak kent entry barriers. Zeker in de maakindustrie zijn deze doorgaans van significante aard. Zolang het moeilijk is in een sector in te treden, dan wel daarin uit te breiden, kunnen inefficiëntie producenten eenvoudig blijven bestaan.

Een nog fundamenteler probleem is dat steeds meer producten en diensten zodanig complex zijn dat er geen sprake meer kan zijn van een transparante markt. Zo hebben Amerikaanse ziektekostenverzekeraars opzettelijk een zodanig ondoorzichtige markt gecreëerd dat het voor consumenten in feite onmogelijk is geworden te achterhalen wat ze precies kopen voor de prijs van hun verzekering. De markten voor onder meer ziektekostenverzekeringen, (professionele) beleggingsproducten en internetservice zijn daarom – in overduidelijke tegenspraak met de fantasieën van een zekere neoliberale held – volstrekt niet te vergelijken met de veel eenvoudigere markten voor bijvoorbeeld brood en wasmiddel.

Entry barriers en een gebrek aan transparantie zijn overigens niet de enige redenen dat inefficiëntie ook in ‘de vrije markt’ kan blijven bestaan. Monopolieposities worden graag uitgebuit en prijsafspraken zijn snel gemaakt.

Het idee dat privatisering – ook in ondoorzichtige of oligopolische markten – als vanzelf een einde maakt aan inefficiënties en daardoor automatisch leidt tot lagere kosten is zodoende eerder een kwestie van geloof dan van realiteit. In dergelijke gevallen betekent privatisering wellicht niet meer dan dat de kosten van inefficiëntie niet langer worden besteed aan ambtenarensalarissen, maar in plaats daarvan ten goede komen aan de winsten van aandeelhouders. Het is een terechte vraag of we daar nu echt zo blij mee moeten zijn.

Plaats een reactie