Categorie archief: Muziek

Muzikale vrijdag: Paranoid/Iron Man

Opgenomen in 1970 voor de Duitse TV:

Muzikale vrijdag: End of a Spider

Het grote nieuws van afgelopen week was natuurlijk het overlijden (aan kanker) van Ray Manzarek, toetsenist van The Doors.

… ♪ this is the end, my only friend, the end ♪ …

Maar voor diegenen die dit wat al te voorspelbaar vinden, valt ook nog het overlijden (aan kanker) van Trevor Bolder, bassist van David Bowies backing band The Spiders from Mars, te melden.

Hier zie je Trevor Bolder in actie in 1972 (uiteraard samen met ‘Ziggy Stardust’ en de andere Spiders):

Muzikale vrijdag: She’s Not There

Nee, niet het gelijknamige nummer van The Zombies, maar Pay No Attention to Alice van countryzanger Tom T. Hall, die zijn song als volgt introduceert:

I went to see an old army buddy of mine to do some drinking And his wife had become an alcoholic and I wrote a song about it

De eerste paar regels:

Pay no attention to Alice, she’s drunk all the time
Booked on that wine, bunches of it and it ruined her mind

[…]

She made that apple pie from a memory
Made them biscuits from a recollection that she had
She cooked that chicken too long but she don’t know that
Oh, what the Hell, it ain’t too bad!

En nu het nummer zelf:

Deed me erg denken aan Schizophrenia van Sonic Youth (afkomstig van het album Sister):

I went away to see an old friend of mine
His sister came over she was out of her mind
She said jesus had a twin who knew nothing about sin
She was laughing like crazy at the trouble I’m in
Her light eyes were dancing she is insane
Her brother says she’s just a bitch with a golden chain
She keeps coming closer saying I can feel it in my bones
Schizophrenia is taking me home

Muzikale vrijdag: Me and the Devil Blues

Me and the Devil Blues is een nummer van legendarische blueszanger Robert Johnson. Johnson stierf in 1938 op 27-jarige leeftijd, wellicht aan het drinken van vergiftigde whiskey, naar verluid aangeleverd door een jaloerse echtgenoot die het niet kon hebben dat zijn vrouw het met Johnson aanlegde.

In 1936-37 nam Johnson in twee sessies zijn volledige, overgeleverde oeuvre op, waaronder het nummer Me and the Devil Blues.

De laatste regels van dit nummer luiden als volgt:

You may bury my body
Down by the highway side
So my old evil spirit
Can get a Greyhound bus and ride

De iconische Greyhoundbussen die je nog steeds regelmatig op de Amerikaanse interstates tegenkomt (vol met mannen die net uit de gevangenis komen, op weg naar vrouwen die ze op het internet hebben ontmoet) hebben dus al een behoorlijke geschiedenis. In hun allereerste incarnatie verschenen de huidige Greyhound Lines al in 1914 op het toneel. Ruimschoots op tijd dus om door Robert Johnsons ‘old evil spirit’ te worden gebruikt:

De bijzonder aardige animatie in bovenstaande video is van illustrator/animator Ineke Goes.

Muzikale vrijdag: Raining Blood

Gisteren overleed Jeff Hanneman, gitarist van de trash metal band Slayer.

Nu is metal niet mijn ding, maar Slayers album Reign in Blood is niettemin zowel een onbetwiste klassieker als het enige ‘echte’ metalalbum in mijn collectie.

Vandaar het nummer Raining Blood (#10 op het bijna gelijknamige album), want het moet natuurlijk wel macaber blijven:

Muzikale vrijdag: liefde/haat

Heel af en toe zijn er van die artiesten waarmee ik een wat moeizame relatie heb (niet dat zij daarmee zitten natuurlijk). Een prominent voorbeeld hiervan is, wat mij betreft, Bob Dylan.

Aan de ene kant is Dylan verantwoordelijk voor geweldige albums (Highway 61 Revisited!) en fantastische nummers, zoals bijvoorbeeld Girl from the North Country (afkomstig van het album The Freewheelin’ Bob Dylan uit 1963):

Maar daar staat dan ook weer het nodige tegenover. Zo heb ik een gruwelijke, gruuuwelijke hekel aan het nummer It An’t Me Babe – dat nota bene zijn weg vond naar Dylans allereerste Greatest Hits-album (uit 1967). En die verzamelaar was nou net jarenlang de enige Dylan in mijn CD-collectie.

Muzikaal gezien is er met It Ain’t Me Babe helemaal niets mis, maar tenzij er sprake is van een subtielere ironie dan ik kan waarderen is de tekst zo’n beetje de woordenboekdefinitie van passief-agressief.

Regel na regel krijgen we te horen dat de scharrel du jour te hoge eisen stelt aan arme Bob, dat hij niet is wat ze zoekt: ‘It ain’t me babe,’ verzucht hij keer op keer.

Een normaal mens maakt in zo’n geval natuurlijk gewoon een eind aan de volstrekt kansloze relatie. Maar ook in het tweede couplet (van de drie) blijft Dylan GEWOON DOORZANIKEN: ‘… it ain’t me, babe. No, no, no, it ain’t me babe…’ Enzovoort, enzovoort.

Helemaal mis gaat het echter in de eerste regels van couplet #3, waar Dylan zijn ‘geliefde’ verzoekt zo geruisloos mogelijk uit zijn leven te verdwijnen en haar ook nog eens terloops mededeelt dat-ie inmiddels met een ander in bed ligt:

Go melt back into the night
Everything inside is made of stone
There’s nothing in here moving
An’ anyway I’m not alone

En daarna gaat het uiteraard weer van ‘… it ain’t me, babe. No, no, no, it ain’t me babe…’ Slappe, schijnheilige zeikerd.

Niettemin werd het nummer It An’t Me Babe regelmatig door andere artiesten gecoverd, bijvoorbeeld door Johnny Cash en June Carter, The Turtles, Nancy Sinatra, Johnny Thunders en ook Joan Baez:

Maar waarom in godsnaam? Wie wil er nou aan de hele wereld kenbaar maken dat hij/zij een passief-agressieve zeiksnor is? Was dat hip vroeger? Ik bedoel: als je dan toch een eind in de rondte neukt, gelóóf er dan tenminste in.

Muzikale vrijdag: The Sex Pistols

De titel van de vorige post leverde al een hint: vandaag zijn de Sex Pistols aan de beurt.

Hoewel de muziek van The Sex Pistols door minder sympathieke critici (en niet helemaal onterecht) wordt gekwalificeerd als ‘loud, ragged midtempo rockers with a harsh, grating vocalist and not much melody’, is dat toch ook weer niet het hele verhaal. De jongens, voor zolang als het duurde (precies één album dus), bezaten een rauwe, snerende energie waarmee ze perfect de woede en frustratie uitdrukten die veel (working class) Engelsen koesterden ten opzichte van het establishment.

Allereerst met hun meest succesvolle (en controversiële) single, waarin de benauwende nostalgie naar een ‘groots’ verleden – gesymboliseerd door Koningin Elizabeth II – bruut werd afgezet tegen het uitzichtloze perspectief van de jongere generatie:

De debuutsingle van de Sex Pistols, Anarchy in the UK, maakte echter ook al het nodige los: het nummer riep angstbeelden op van sociale instabiliteit en rellende jongeren in de straten – een gevaar dat gezien de toenmalige staat van de economie niet bepaald denkbeeldig was:

Al met al begrijp ik eigenlijk niet zo goed waarom de Sex Pistols niet opnieuw de hitlijsten bestormen. Aanstaande kroning? Check! Een jarenlang aanhoudende en inmiddels razendsnel stijgende werkloosheid? Check!

… ♪ ♪ I am an anti-christ, I am an anarchist ♪ ♪ …

Muzikale vrijdag: zoek de verschillen!

Drie albums, drie albumcovers.

Elvis Presley, Elvis Presley (1956):

Elvis Presley

The Clash, London Calling (1979):

London Calling

Tom Waits, Rain Dogs (1985):

Rain Dogs

Hoewel de albums visueel op elkaar lijken (met opzet, natuurlijk), zijn ze muzikaal behoorlijk verschillend. Luister maar naar de respectievelijke openingsnummers:

Elvis Presley, Blue Suede Shoes:

The Clash, London Calling:

Tom Waits, Singapore:

Muzikale vrijdag: Concrete Jungle

Concrete Jungle is het openingsnummer van het album Catch a Fire (1973) van Bob Marley & the Wailers.

Het nummer beschrijft de vervreemding die het gevolg is van het opgroeien in een (Jamaicaanse) achterbuurt, de ‘betonnen jungle’. Tegelijkertijd, zo vermoed ik, is deze jungle een metafoor voor ‘Babylon’, de gedegenereerde maatschappij vol materialisme en onderdrukking die de tegenpool vormt van ‘Zion‘. het beloofde land op aarde.

De lange gitarist in onderstaande beelden is Peter Tosh, die nadat hij the Wailers in 1974 zou verlaten een heel aardige solo carrière begon.

Muzikale vrijdag: Booker T. & the M.G.’s

Booker T. & the M.G.’s was de huisband van het platenlabel Stax Records, dat zich vanaf begin jaren zestig specialiseerde in Southern en Memphis soul. In die hoedanigheid is de band te horen op talloze opnames van soulsterren Otis Redding, Wilson Pickett, Sam & Dave en Bill Withers.

Maar ook onder eigen naam hadden ze succes: bijvoorbeeld in 1962 met hun single Green Onions (afkomstig van het gelijknamige album).

Behalve toetsenist Booker T. Jones bestond de band uit drummer Al Jackson, gitarist Steve Cropper en bassist Lewis Steinberg (vanaf 1965 vervangen door Donald “Duck” Dunn). Onderstaande beelden zijn van een optreden in Oslo in 1967. Zoals je kunt horen konden de heren behoorlijk swingen:

Ook het volgende nummer, Time is Tight uit 1968, was een hit. Op deze opnames uit 1970 is te zien hoe gitarist Steve Cropper al aardig aan het werken is aan zijn (uiteindelijk) imponerende baard:

Soms heb je nu eenmaal geen zanger nodig.